Uitslag van de Raad van Journalistiek en Erik Verbeeck
Geplaatst: 19-11-2014 15:08
mevrouw Rita Wuyts
tegen
de heer Erik Verbeeck, journalist
Met een brief van 26 augustus 2008, met bijlagen, dient mevrouw Rita Wuyts klacht in tegen journalist Erik Verbeeck.
Op 4 september 2008 heeft de ombudsman van de Raad voor de Journalistiek aan Wuyts gevraagd om de bijkomende stukken, waarnaar in haar klacht verwezen wordt, te bezorgen en heeft hij deze vervolgens samen met een kopie van de klachtbrief op 18 september 2008 verstuurd naar Verbeeck.
Op 14 oktober 2008 hebben Verbeeck en Morse Press VOF een brief gericht naar de Raad voor de Journalistiek met de uiteenzetting van hun standpunt. Met een brief van 7 januari 2009, met bijlagen, heeft advocaat Kris Maes namens Wuyts een repliek bezorgd.
Een kopie van deze brief met bijlagen is door de ombudsman aan Verbeeck doorgemaild op 8 januari 2009.
Met een brief van 2 maart 2009 zijn beide partijen opgeroepen voor een hoorzitting, die vastgesteld was op 9 april 2009.
Met een brief van 7 april 2009 heeft advocaat Eline Tritsmans namens Verbeeck een uitstel gevraagd van de hoorzitting. Daarop is een nieuwe datum bepaald op 2 juni 2009.
Bij brief van 27 mei 2009 heeft dezelfde advocaat de niet ontvankelijkheid van de klacht en de onbevoegdheid van de Raad voor de Journalistiek opgeworpen.
Op de hoorzitting van 2 juni 2009 is mevrouw Rita Wuyts in persoon verschenen, bijgestaan door de heer P. Bruynseels.
Ook journalist Verbeeck verscheen in persoon, bijgestaan door advocaat Tritsmans en door mevrouw A. Van de Zande, zaakvoerder van Morse Press VOF. Advocaat Tritsmans heeft op de zitting nog een nota met argumenten overhandigd.
FEITEN
Verbeeck is journalist en hoofdredacteur van de nieuwsbrief Morsum-Magnificat, die uitgegeven wordt door Morse Press VOF en die zowel gedrukt als online voor betalende abonnees verschijnt.
Een aantal artikelen ervan zijn ook voor iedereen op de website te raadplegen.
In mei 2008 neemt Wuyts contact op met Verbeeck en ze vraagt hem een onderzoek te ondernemen naar een oplichting waarvan zij meent het slachtoffer te zijn. Verbeeck gaat hierop in en hij neemt contact met de vermeende oplichtster en met een reeks mensen in de omgeving van Wuyts.
Ook Wuyts zelf wordt door Verbeeck geregeld gebeld en gemaild.
Het onderzoek van Verbeeck richt zich vrij snel op de activiteiten van Wuyts zelf, die een hondenkennel heeft en jaarlijks enkele puppies verhandelt.
In Morsum Magnificat verschijnen een hele reeks korte en langere stukken, vooral over Wuyts, die onder meer beschuldigd wordt van oplichting, van bedreigende taal en van sociale fraude.
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klaagster betoogt dat Verbeeck haar voortdurend lastig valt en haar op dreigende toon soms meerdere malen per dag opbelt en mailt.
In Morsum Magnificat zijn in een jaar tijd een
honderdtal artikelen verschenen, waarin zij wordt beschuldigd van fraude, oplichting en
dierenmishandeling.
Verbeeck heeft hiervoor zelfs een klacht ingediend bij de RVA, maar het
onderzoek dat daarop is gevolgd heeft geen onregelmatigheden aan het licht gebracht.
Klaagster noemt de handelwijze van Verbeeck een vorm van psychologische terreur en een
ernstige schending van haar privacy.
Verbeeck heeft ook mensen in haar omgeving
gecontacteerd, onder wie haar veearts, om van hen negatieve informatie over haar te
verkrijgen.
Wuyts betwist formeel de aantijgingen en betoogt dat Verbeeck hiervoor geen
bewijzen heeft.
Heel de berichtgeving is onjuist, eenzijdig en ze is enkel gebaseerd op laster
en op roddels, waarbij haar standpunt nooit aan bod is kunnen komen.
Verbeeck en zijn advocaat betogen vooreerst de niet ontvankelijkheid van de klacht en
vervolgens de materiële en de persoonlijke onbevoegdheid van de Raad voor de Journalistiek.
De klacht bevat niet de naam, het adres en de vermeldingen van artikel 17 van het
werkingsreglement van de Raad voor de Journalistiek en is evenmin ondertekend, noch
gedagtekend.
Verbeeck is geen erkend beroepsjournalist, is geen lid van de VVJ en is evenmin lid van de
Vereniging van de Raad voor de Journalistiek.
Volgens Verbeeck kunnen enkel erkende
beroepsjournalisten en leden van de VVJ gebonden zijn door het systeem van zelfregulering
dat met de Raad voor de Journalistiek is ingesteld.
Verbeeck moet zich niet verantwoorden
voor een orgaan dat niet bij wet is ingesteld en waarvan hij het onafhankelijk statuut in twijfel
trekt.
Het feit dat Morse Press, de uitgever van Magnum Magnificat, lid is van de UPP, en dat
de UPP mee de Raad voor de Journalistiek heeft opgericht, verandert hieraan niets, volgens
Verbeeck.
Tussen klaagster en hem lopen ook gerechtelijke procedures en de klachten van Wuyts
hebben betrekking op juridische inbreuken, zoals laster en eerroof, belaging en schending van
de privacy en niet op beroepsethische regels.
Overigens vraagt zij dat de Raad maatregelen
tegen hem zou nemen waarvoor de Raad voor Journalistiek evenmin bevoegd is.
Verbeeck is voorts van mening dat de Raad voor de Journalistiek niet onpartijdig en
onbevooroordeeld kan oordelen.
Bij beslissing van 19 juni 2008 heeft de Raad voor de
Journalistiek een eerdere klacht tegen hem gegrond verklaard. Bovendien heeft de secretarisgeneraal,
na ontvangst van de klacht van Wuyts, aan Verbeeck gevraagd om haar niet meer
lastig te vallen en heeft hij aan klaagster de contactgegevens bezorgd van een stichting tegen
stalking, waardoor hij blijk heeft gegeven van een vooringenomen houding.
Indien de Raad voor de Journalistiek zich toch bevoegd zou verklaren, dan is Verbeeck van
oordeel dat de klacht ongegrond is.
Nadat hij door Wuyts gecontacteerd werd, heeft hij een
onderzoek gedaan naar de feiten, heeft talrijke bronnen geraadpleegd en is tot de vaststelling
gekomen dat klaagster zelf zich schuldig gemaakt heeft aan oplichting en mishandeling van
honden. Klaagster heeft bovendien, bijgestaan door haar partner Bruynseels geregeld onder
aliassen lasterlijke teksten geplaatst op diverse internetforums. Verbeeck heeft daarover
verslag uitgebracht in Morsum Magnificat.
Klaagster kan zich niet beroepen op een
onrechtmatige inbreuk op haar privéleven, aangezien zij en haar partner zelf het vuur
aanwakkerden door lasterlijke publicaties over Verbeeck te laten verschijnen.
Verbeeck wijst
er ook op dat hij als auteur van een column of opiniebijdrage een ruime vrijheid geniet om
zijn mening te geven en om conclusies te trekken uit de door hem gepresenteerde feiten (Raad
voor de Journalistiek, 9 december 2004).
Hij is dan ook binnen de grenzen van de
journalistieke vrijheid en de vrijheid van mening gebleven.
BESLISSING
1. Over de ontvankelijkheid van de klacht
De Raad voor de Journalistiek stelt vast dat uit de originele klachtbrief de juiste identiteit van klaagster en het ogenblik waarop de klacht werd ingediend blijkt, zodat de klacht ontvankelijk is.
2. Over de bevoegdheid van de Raad voor de Journalistiek
Volgens de preambule van het werkingsreglement van de Raad voor de Journalistiek wil de Raad ‘…het volledige gamma van de journalistieke activiteit bestrijken, zijnde elk handelen of nalaten in de diverse fasen van het journalistieke proces. Naast de onmiddellijk betrokken journalist(en) kan de Raad voor de Journalistiek ook diens redactionele hiërarchie of nog andere medewerkers van het betrokken mediabedrijf in de bemiddeling of beoordeling betrekken. Overigens gaat het daarbij om iedereen die journalistiek actief is, ongeacht het beroepsstatuut of sociaal statuut. De Raad voor de Journalistiek bestrijkt ook alle informatiemedia, ongeacht of het om gedrukte, audiovisuele, elektronische of andere media gaat, en ongeacht of het om algemene dan wel gespecialiseerde media gaat.’
Verbeeck stelt zich in al zijn contacten en publicaties systematisch voor als onderzoeksjournalist, en de publicatie ‘Morsum Magnificat’ brengt periodiek informatie over maatschappelijke gebeurtenissen, zodat ze beantwoordt aan de omschrijving van journalistiek.
Het feit dat Verbeeck geen beroepsjournalist is en dat hij geen lid is van de journalistenvereniging VVJ, is daarbij irrelevant, zoals het evenmin zonder belang is dat de Raad voor de Journalistiek niet bij wet is opgericht. Overigens kan worden opgemerkt dat ‘Morsum Magnificat’ wel aangesloten is bij de UPP en dat Verbeeck zelf aangeeft lid te zijn van de journalistenvereniging VJPP, twee organisaties die de VZW Vereniging van de Raad voor de Journalistiek mee hebben opgericht. Verbeeck voert aan dat hij ondertussen ontslag heeft genomen uit de VJPP, maar dat ontslag dateert van na de indiening van de klacht tegen hem.
Ook indien de feiten waarvan sprake in de klacht een juridische inbreuk zouden uitmaken, kan de Raad voor de Journalistiek die feiten beoordelen in zover ze een inbreuk uitmaken op de journalistieke beroepsethiek.
De Raad voor de Journalistiek is dus bevoegd.
3. Over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
3.1 Het feit dat de Raad voor de Journalistiek een eerdere klacht tegen Verbeeck gegrond heeft verklaard, belet niet dat hij zich in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid kan uitspreken over een nieuwe klacht betreffende andere feiten.
3.2. Het feit dat de secretaris-generaal van de Raad voor de Journalistiek onmiddellijk na de indiening van de klacht, in zijn hoedanigheid van ombudsman, aan klaagster inlichtingen bezorgd heeft over het bestaan van een stichting tegen stalking, en dat hij aan Verbeeck gevraagd heeft om klaagster, gelet op haar zwangere toestand, niet meer lastig te vallen, belet de Raad voor de Journalistiek niet om zich in alle onpartijdigheid en onafhankelijkheid uit te spreken over de klacht.
Het is de taak van de secretaris-generaal om in zijn hoedanigheid van ombudsman een bemiddelende rol te spelen.
Het komt daarentegen aan de Raad toe om zich uit te spreken over de klacht.
4. Over de grond van de klacht
Uit de ingediende stukken en het verloop van de feiten blijkt duidelijk dat Verbeeck zich, kort nadat hij door klaagster werd gecontacteerd in verband met een vermeende oplichting, tegen
haar is gaan keren en dat hij haar systematisch in een reeks artikelen en korte bijdragen in ‘Morsum Magnificat’ heeft aangevallen.
De talrijke bijdragen kunnen moeilijk anders worden beschouwd dan als een systematische campagne met persoonlijke aanvallen en beschuldigingen, waarbij klaagster persoonlijk wordt aangevallen en onder meer beschuldigd wordt van ernstige feiten, zoals diefstal, oplichting, sociale fraude en dierenmishandeling.
Hoewel de Raad voor de Journalistiek zich niet kan uitspreken over het waarheidsgehalte van elk van die beschuldigingen, is het duidelijk dat zij eenzijdig zijn geuit zonder enige kans tot wederwoord. De eigen houding van klaagster doet hier niet ter zake.
De talrijke opdringerige contacten, zowel telefonisch als per mail, die Verbeeck heeft gehad met klaagster zelf en met mensen in haar omgeving, komen bovendien neer op een ernstige schending van de privacy van klaagster.
Verbeeck beroept zich ten onrechte op de grote vrijheid die hij zou genieten als auteur van een column of opiniebijdrage.
De bijdragen die werden gepubliceerd in ‘Morsum Magnificat’ betreffen immers geen columns of opiniebijdragen, maar dienen zich aan als feitelijke berichtgeving.
De Raad voor de Journalistiek stelt vast dat Erik Verbeeck de volgende beroepsethische inbreuken op de Code van Journalistieke beginselen heeft begaan:
- artikel 2: de feiten moeten onpartijdig verzameld en weergegeven worden;
- artikel 3: het onderscheid tussen de weergave van de feiten en de commentaren moet duidelijk merkbaar zijn;
- artikel 5: de uitgevers , de hoofdredacteuren en de journalisten moeten de individuele waardigheid en privacy respecteren; zij moeten iedere ongeoorloofde inmenging in persoonlijke pijn en smart vermijden, tenzij overwegingen in verband met de persvrijheid dit noodzakelijk maken.
Deze uitzondering is hier niet van toepassing.
Om die redenen is de Raad voor de Journalistiek van oordeel:
De klacht is gegrond.
Brussel, 9 juli 2009
tegen
de heer Erik Verbeeck, journalist
Met een brief van 26 augustus 2008, met bijlagen, dient mevrouw Rita Wuyts klacht in tegen journalist Erik Verbeeck.
Op 4 september 2008 heeft de ombudsman van de Raad voor de Journalistiek aan Wuyts gevraagd om de bijkomende stukken, waarnaar in haar klacht verwezen wordt, te bezorgen en heeft hij deze vervolgens samen met een kopie van de klachtbrief op 18 september 2008 verstuurd naar Verbeeck.
Op 14 oktober 2008 hebben Verbeeck en Morse Press VOF een brief gericht naar de Raad voor de Journalistiek met de uiteenzetting van hun standpunt. Met een brief van 7 januari 2009, met bijlagen, heeft advocaat Kris Maes namens Wuyts een repliek bezorgd.
Een kopie van deze brief met bijlagen is door de ombudsman aan Verbeeck doorgemaild op 8 januari 2009.
Met een brief van 2 maart 2009 zijn beide partijen opgeroepen voor een hoorzitting, die vastgesteld was op 9 april 2009.
Met een brief van 7 april 2009 heeft advocaat Eline Tritsmans namens Verbeeck een uitstel gevraagd van de hoorzitting. Daarop is een nieuwe datum bepaald op 2 juni 2009.
Bij brief van 27 mei 2009 heeft dezelfde advocaat de niet ontvankelijkheid van de klacht en de onbevoegdheid van de Raad voor de Journalistiek opgeworpen.
Op de hoorzitting van 2 juni 2009 is mevrouw Rita Wuyts in persoon verschenen, bijgestaan door de heer P. Bruynseels.
Ook journalist Verbeeck verscheen in persoon, bijgestaan door advocaat Tritsmans en door mevrouw A. Van de Zande, zaakvoerder van Morse Press VOF. Advocaat Tritsmans heeft op de zitting nog een nota met argumenten overhandigd.
FEITEN
Verbeeck is journalist en hoofdredacteur van de nieuwsbrief Morsum-Magnificat, die uitgegeven wordt door Morse Press VOF en die zowel gedrukt als online voor betalende abonnees verschijnt.
Een aantal artikelen ervan zijn ook voor iedereen op de website te raadplegen.
In mei 2008 neemt Wuyts contact op met Verbeeck en ze vraagt hem een onderzoek te ondernemen naar een oplichting waarvan zij meent het slachtoffer te zijn. Verbeeck gaat hierop in en hij neemt contact met de vermeende oplichtster en met een reeks mensen in de omgeving van Wuyts.
Ook Wuyts zelf wordt door Verbeeck geregeld gebeld en gemaild.
Het onderzoek van Verbeeck richt zich vrij snel op de activiteiten van Wuyts zelf, die een hondenkennel heeft en jaarlijks enkele puppies verhandelt.
In Morsum Magnificat verschijnen een hele reeks korte en langere stukken, vooral over Wuyts, die onder meer beschuldigd wordt van oplichting, van bedreigende taal en van sociale fraude.
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klaagster betoogt dat Verbeeck haar voortdurend lastig valt en haar op dreigende toon soms meerdere malen per dag opbelt en mailt.
In Morsum Magnificat zijn in een jaar tijd een
honderdtal artikelen verschenen, waarin zij wordt beschuldigd van fraude, oplichting en
dierenmishandeling.
Verbeeck heeft hiervoor zelfs een klacht ingediend bij de RVA, maar het
onderzoek dat daarop is gevolgd heeft geen onregelmatigheden aan het licht gebracht.
Klaagster noemt de handelwijze van Verbeeck een vorm van psychologische terreur en een
ernstige schending van haar privacy.
Verbeeck heeft ook mensen in haar omgeving
gecontacteerd, onder wie haar veearts, om van hen negatieve informatie over haar te
verkrijgen.
Wuyts betwist formeel de aantijgingen en betoogt dat Verbeeck hiervoor geen
bewijzen heeft.
Heel de berichtgeving is onjuist, eenzijdig en ze is enkel gebaseerd op laster
en op roddels, waarbij haar standpunt nooit aan bod is kunnen komen.
Verbeeck en zijn advocaat betogen vooreerst de niet ontvankelijkheid van de klacht en
vervolgens de materiële en de persoonlijke onbevoegdheid van de Raad voor de Journalistiek.
De klacht bevat niet de naam, het adres en de vermeldingen van artikel 17 van het
werkingsreglement van de Raad voor de Journalistiek en is evenmin ondertekend, noch
gedagtekend.
Verbeeck is geen erkend beroepsjournalist, is geen lid van de VVJ en is evenmin lid van de
Vereniging van de Raad voor de Journalistiek.
Volgens Verbeeck kunnen enkel erkende
beroepsjournalisten en leden van de VVJ gebonden zijn door het systeem van zelfregulering
dat met de Raad voor de Journalistiek is ingesteld.
Verbeeck moet zich niet verantwoorden
voor een orgaan dat niet bij wet is ingesteld en waarvan hij het onafhankelijk statuut in twijfel
trekt.
Het feit dat Morse Press, de uitgever van Magnum Magnificat, lid is van de UPP, en dat
de UPP mee de Raad voor de Journalistiek heeft opgericht, verandert hieraan niets, volgens
Verbeeck.
Tussen klaagster en hem lopen ook gerechtelijke procedures en de klachten van Wuyts
hebben betrekking op juridische inbreuken, zoals laster en eerroof, belaging en schending van
de privacy en niet op beroepsethische regels.
Overigens vraagt zij dat de Raad maatregelen
tegen hem zou nemen waarvoor de Raad voor Journalistiek evenmin bevoegd is.
Verbeeck is voorts van mening dat de Raad voor de Journalistiek niet onpartijdig en
onbevooroordeeld kan oordelen.
Bij beslissing van 19 juni 2008 heeft de Raad voor de
Journalistiek een eerdere klacht tegen hem gegrond verklaard. Bovendien heeft de secretarisgeneraal,
na ontvangst van de klacht van Wuyts, aan Verbeeck gevraagd om haar niet meer
lastig te vallen en heeft hij aan klaagster de contactgegevens bezorgd van een stichting tegen
stalking, waardoor hij blijk heeft gegeven van een vooringenomen houding.
Indien de Raad voor de Journalistiek zich toch bevoegd zou verklaren, dan is Verbeeck van
oordeel dat de klacht ongegrond is.
Nadat hij door Wuyts gecontacteerd werd, heeft hij een
onderzoek gedaan naar de feiten, heeft talrijke bronnen geraadpleegd en is tot de vaststelling
gekomen dat klaagster zelf zich schuldig gemaakt heeft aan oplichting en mishandeling van
honden. Klaagster heeft bovendien, bijgestaan door haar partner Bruynseels geregeld onder
aliassen lasterlijke teksten geplaatst op diverse internetforums. Verbeeck heeft daarover
verslag uitgebracht in Morsum Magnificat.
Klaagster kan zich niet beroepen op een
onrechtmatige inbreuk op haar privéleven, aangezien zij en haar partner zelf het vuur
aanwakkerden door lasterlijke publicaties over Verbeeck te laten verschijnen.
Verbeeck wijst
er ook op dat hij als auteur van een column of opiniebijdrage een ruime vrijheid geniet om
zijn mening te geven en om conclusies te trekken uit de door hem gepresenteerde feiten (Raad
voor de Journalistiek, 9 december 2004).
Hij is dan ook binnen de grenzen van de
journalistieke vrijheid en de vrijheid van mening gebleven.
BESLISSING
1. Over de ontvankelijkheid van de klacht
De Raad voor de Journalistiek stelt vast dat uit de originele klachtbrief de juiste identiteit van klaagster en het ogenblik waarop de klacht werd ingediend blijkt, zodat de klacht ontvankelijk is.
2. Over de bevoegdheid van de Raad voor de Journalistiek
Volgens de preambule van het werkingsreglement van de Raad voor de Journalistiek wil de Raad ‘…het volledige gamma van de journalistieke activiteit bestrijken, zijnde elk handelen of nalaten in de diverse fasen van het journalistieke proces. Naast de onmiddellijk betrokken journalist(en) kan de Raad voor de Journalistiek ook diens redactionele hiërarchie of nog andere medewerkers van het betrokken mediabedrijf in de bemiddeling of beoordeling betrekken. Overigens gaat het daarbij om iedereen die journalistiek actief is, ongeacht het beroepsstatuut of sociaal statuut. De Raad voor de Journalistiek bestrijkt ook alle informatiemedia, ongeacht of het om gedrukte, audiovisuele, elektronische of andere media gaat, en ongeacht of het om algemene dan wel gespecialiseerde media gaat.’
Verbeeck stelt zich in al zijn contacten en publicaties systematisch voor als onderzoeksjournalist, en de publicatie ‘Morsum Magnificat’ brengt periodiek informatie over maatschappelijke gebeurtenissen, zodat ze beantwoordt aan de omschrijving van journalistiek.
Het feit dat Verbeeck geen beroepsjournalist is en dat hij geen lid is van de journalistenvereniging VVJ, is daarbij irrelevant, zoals het evenmin zonder belang is dat de Raad voor de Journalistiek niet bij wet is opgericht. Overigens kan worden opgemerkt dat ‘Morsum Magnificat’ wel aangesloten is bij de UPP en dat Verbeeck zelf aangeeft lid te zijn van de journalistenvereniging VJPP, twee organisaties die de VZW Vereniging van de Raad voor de Journalistiek mee hebben opgericht. Verbeeck voert aan dat hij ondertussen ontslag heeft genomen uit de VJPP, maar dat ontslag dateert van na de indiening van de klacht tegen hem.
Ook indien de feiten waarvan sprake in de klacht een juridische inbreuk zouden uitmaken, kan de Raad voor de Journalistiek die feiten beoordelen in zover ze een inbreuk uitmaken op de journalistieke beroepsethiek.
De Raad voor de Journalistiek is dus bevoegd.
3. Over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
3.1 Het feit dat de Raad voor de Journalistiek een eerdere klacht tegen Verbeeck gegrond heeft verklaard, belet niet dat hij zich in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid kan uitspreken over een nieuwe klacht betreffende andere feiten.
3.2. Het feit dat de secretaris-generaal van de Raad voor de Journalistiek onmiddellijk na de indiening van de klacht, in zijn hoedanigheid van ombudsman, aan klaagster inlichtingen bezorgd heeft over het bestaan van een stichting tegen stalking, en dat hij aan Verbeeck gevraagd heeft om klaagster, gelet op haar zwangere toestand, niet meer lastig te vallen, belet de Raad voor de Journalistiek niet om zich in alle onpartijdigheid en onafhankelijkheid uit te spreken over de klacht.
Het is de taak van de secretaris-generaal om in zijn hoedanigheid van ombudsman een bemiddelende rol te spelen.
Het komt daarentegen aan de Raad toe om zich uit te spreken over de klacht.
4. Over de grond van de klacht
Uit de ingediende stukken en het verloop van de feiten blijkt duidelijk dat Verbeeck zich, kort nadat hij door klaagster werd gecontacteerd in verband met een vermeende oplichting, tegen
haar is gaan keren en dat hij haar systematisch in een reeks artikelen en korte bijdragen in ‘Morsum Magnificat’ heeft aangevallen.
De talrijke bijdragen kunnen moeilijk anders worden beschouwd dan als een systematische campagne met persoonlijke aanvallen en beschuldigingen, waarbij klaagster persoonlijk wordt aangevallen en onder meer beschuldigd wordt van ernstige feiten, zoals diefstal, oplichting, sociale fraude en dierenmishandeling.
Hoewel de Raad voor de Journalistiek zich niet kan uitspreken over het waarheidsgehalte van elk van die beschuldigingen, is het duidelijk dat zij eenzijdig zijn geuit zonder enige kans tot wederwoord. De eigen houding van klaagster doet hier niet ter zake.
De talrijke opdringerige contacten, zowel telefonisch als per mail, die Verbeeck heeft gehad met klaagster zelf en met mensen in haar omgeving, komen bovendien neer op een ernstige schending van de privacy van klaagster.
Verbeeck beroept zich ten onrechte op de grote vrijheid die hij zou genieten als auteur van een column of opiniebijdrage.
De bijdragen die werden gepubliceerd in ‘Morsum Magnificat’ betreffen immers geen columns of opiniebijdragen, maar dienen zich aan als feitelijke berichtgeving.
De Raad voor de Journalistiek stelt vast dat Erik Verbeeck de volgende beroepsethische inbreuken op de Code van Journalistieke beginselen heeft begaan:
- artikel 2: de feiten moeten onpartijdig verzameld en weergegeven worden;
- artikel 3: het onderscheid tussen de weergave van de feiten en de commentaren moet duidelijk merkbaar zijn;
- artikel 5: de uitgevers , de hoofdredacteuren en de journalisten moeten de individuele waardigheid en privacy respecteren; zij moeten iedere ongeoorloofde inmenging in persoonlijke pijn en smart vermijden, tenzij overwegingen in verband met de persvrijheid dit noodzakelijk maken.
Deze uitzondering is hier niet van toepassing.
Om die redenen is de Raad voor de Journalistiek van oordeel:
De klacht is gegrond.
Brussel, 9 juli 2009